flikkerlicht schema

AGA Schema en flikkerlicht info

 

Uit het Hooge Noorden. DE BLINDE LEIDER VAN DE AGA.
Uit het Hooge Noorden. DE BLINDE LEIDER VAN DE AGA.
Stockholm, Maart 1935. AGA staat er op de bakens in de Lofoten en „n de boeien in de baai voor New-York. op het mechanisme van de vuurtorens langs het Panama-kanaal en aan de onherbergzame kusten ï n Alaska, op verkeersseinen in Japan en Argentinië, op flikkerlichten bij onbewaakte verwegen en opgebroken straten in tal van lanjpn Men vindt het ovaaltje met de schrijfletters AGA op het groote wit-geëmailleerde keukenfnrnuis van een van gas en electriciteit verstoken huismoeder op de Nederlandsche heide zou coed als op den slechts eenmaal per jaar beochten vuurtoren van het kale rotseiland Sao Pedro e Sao en Paulo midden in den Atlanti«chen Oceaan, zoowel op IJsland, Nieuw-Zeeland g]s in de Sont en aan Straat Magelftens. Waar de zeeman ook komt op zijn reizen over de zeven Lereldzeeën. overal zijn er havens en kapen, vaargeulen en ondiepten, die met AGA-vuren of *GA-bakens of AGA-boeien aangeduid zijn, schier overal ter wereld wijst AGA hem den weg • jonkeren nacht, maar de man, aan wien dit a|]es te danken is, gaat eeuwig in duister. Want jr. Gustaf Dalen, de boerenjongen uit Vastergotland, de ingenieur, die twaalf uitvindingen en tallooze verbeteringen en nieuwe constructies op zijn naam heeft staan en leider is van een wereldjndustrie, heeft bij een zijner experimenten het gezicht verloren. Wat hem echter niet belette voort te gaan met zijn werk, vroegere constructies opnieuw te verbeteren, nieuwe uitvindingen te doen zelfs.

Gustaf Dalen Is eind November 1869 op een boerenhoeve in Stenstorp in het Midden-Zweedsche gewest Vastergötland geboren en vóór hij omstreeks 1890 voor de eerste maal zijn geboortestreek verliet om heelemaal naar de koninklijke hoofdstad te reizen en daar met dr. De Laval, den man van de separatoren, te praten over een toestelletje, dat hij had uitgedacht om het vetgehalte van melk te bepalen, was hij een gewone boerenjongen, die al vroeg meehielp bij het werken op ’t land en in den stal, die in tegenstelling tot zijn broers geen lust had in studeeren en daarom later de hoeve van zijn vader over zou nemen, waartoe hij zich op een volkshoogeschool en op verschillende cursussen f>ekwaamde. .Maar in de buurt sprak men toch over „Gusten” en ’s Zondags na de kerk kwamen de menschen soms eens opgeloopen om naar de wonderlijke toestellen, die hü in elkaar had geknutseld, te kijken. Dertien jaar oud fabriceerde Gustaf Dalen een miniatuur-dorschmachine voor boonen. omdat hü hartgrondig het land aan boonen-doppen had. De gemakzucht der menschen is nu eenmaal de moeder der uitvindingen. Zoo was ook het tweede apparaat, dat de boerenjongen maakte, bedacht om het leven een beetje te veraangenamen. Als jongste moest hü ’s morgens namelük het eerst opstaan om de koffie op te zetten en met behulp van het uutwerk van een oude klok. een massa touwtjes en garenklosjes en latjes, een petroleumlamp en nog wat anderen rommel, wist hü een toestel te maken, waardoor hij een kwartier langer kon blüven liggen. Op het oogenblik. dat de wekker af had mo.eten loopen, bracht de klok de liefboompjes en touwtjes in beweging, waardoor Bet glas van de lamp afgetild werd, een fosforlucifer tegen een stuk schuurpapier aanstreek en naar de lamp bewogen werd en die aanstak, waarna het lampeglas weer op zün plaats werd gebracht en de koffieketel boven de lamp kwam te hangen. Een kwartier later, wanneer de koffie büna kookte, begon dan een hamer tegen een stuk plaatüzer te slaan, waardoor Gustaf, tegelijk met de anderen, wakker werd. Maar hü zon ook op andere dingen; hij werkt» aan een toestel, dat de rekensommen voor hem zou maken, hü piekerde over een stoomturbine. al had hij het woord turbine waarschijnlük nooit gehoord, en ook het dagelijksche leven op de boerderij had weer zün problemen, die hij trachtte op te lossen. Zoo construeerde hij het apparaatje om het vetgehalte van de melk te bepalen en daarmee reisde hü’, zooals gezegd, naar dr. De Laval. die hem echter in zooverre teleur moest stellen, dat dat apparaatje kort tevoren door een ander al uitgevonden en gepatenteerd was. Maar hierdoor bleek het dr. De Laval. dat de jonge Gustaf Dalen voor iets anders dan voor het boerenbedrijf in de wieg was gelegd en hij wist hem er toe te bewegen, dien zomer op zijn eigen houtje te werken voor het toelatingsexamen van de tweede klasse van de technische school te Gothenhurg, waarvoor Dalen, na herexamen voor wiskunde, slaagde. Na een paar jaren van studie te Gothenburg en te Ziirich trok Gustaf Dalen opnieuw naar Stockholm, waar hij als ingenieur werkte en ondertusschen een toestel voor het pasteuriseeren van molk en een goed bruikbare melkmachine construeerde. En in J.904 werd hij toen ingenieur bij Aktiebolaget Gasaccumulator, de AGA, wier naam hij al spoedig wereldbekend zou maken.

Tevoren had Dalen zich met verlichtingsvraagstukken bezig gehouden — want de automatisch ontstoken petroleumlamp onder den koffieketel kan daar moeilijk toe gerekend worden — en hij kreeg dus een nieuw arbeidsveld, een veld waarop voor hem veel te doen zou zijn. In de eerste vier jaren volgden even zoo vele uitvindingen, die voor het gebruik van het dissousgas van zeer groote beteekenis waren, die het feitelijk eerst op groote schaal practisch en voordeelig bruikbaar maakten. Dalen vond de zoogenaamde „Aga-massa”, welke een zeer groot volume acetyleengas op kan nemen en tevens tegen ontploffingen waarborgt, zoodat een groote hoeveelheid gas in een Detrekkelijk kleinen cylinder geperst kan worden en men geenszins voorzichtig met die cylinders behoefde te zijn. Een andere uitvinding was het flikkerapparaat, waardoor het licht met vaste tusschenpoozen aan en uit gaat, zoodat hetzelfde effect verkregen wordt als bij een regelmatig afdekken van het licht en men bovendien veel gas spaart. Weer een andere was het zonventiel, dat het licht van een vuurtoren of een boei automatisch ontsteekt wanneer het donker wordt en het licht vanzelf weer dooft als-de zon opkomt. Later nog construeerde Dalen een toestel, dat(automatisch de gloeikousjes vervangt, wanneer die stuk gaan, en door al deze uitvindingen en constructies is niet alleen de duur van het gebruik van een cylinder gas ongeveer vijftien maal vergroot, maar is het ook mogelijk geworden vuurtorens of bakens op eenzame rotseilanden en in weinig bevaren wateren te bouwen, die slechts eenmaal per jaar gecontroleerd en van nieuwe gascylinders voorzien behoeven te worden.

Dat heeft het gebruik van de producten van de AGA snel doen stijgen, dat heeft er toe geleid, dat de AGA in weinige jaren üjds tot een wereldonderneming uitgroeide, die op Lidingo, buiten Stockholm, een groote nieuwe fabriek bouwde, in veertig landen verkooporganisaties of dochtermaatschappijen stichtte en in alle hoeken van de wereld van Harstad in de Lofoten in ’t Noorden tot Wellington op Nieuw-Zeeland in het Zuiden, eigen gasstations stichtte, van waaruit de gascylinders voor een zesde deel van alle vuurtorens en lichtopstanden en luchtvaartbakens op aarde geleverd worden.

1912 is in verschillende opzichten een belangrijk jaartal in de geschiedenis van Aktiebolaget Gasaccumulator. Dat jaar werd het aandeelen kapitaal belangrijk uitgebreid en het Zweedsche bedrijf aanmerkelijk vergroot en vernieuwd. Dat jaar kreeg de AGA in concurrentie met alle andere groote ondernemingen op dit gebied de opdracht tot levering van de vuurtorens en bakens van het Panamakanaal Dat jaar had bij een proefneming met nieuwe cylinders de ontploffing plaats, waarbij Gustaf Dalen, die als altijd de anderen voorging, zoo ernstig aan zijn o’ogen gewond werd, dat hij het gezicht_ volkomen verloor. En terwijl hij nog in het ziekenhuis lag besloot de Academie der Wetenschappen hem den Nobelprijs voor natuurkunde toe te kennen. In Nobel’s testament staat, dat de prijzen toegekend moeten worden voor uitvindingen of ontdekkingen in dienst van de menschheid. En miljoenen zeelieden kunnen getuigen, dat aan deze bepaling van het testament in dit geval zeker voldaan is.

Ondanks zün volkomen blindheid Is Gustaf Dalen, die in 1918 door de universiteit te Lund tot eeredoctor benoemd werd, leider van de AGA gebleven. Dagelüks bespreekt hü met zün medewerkers de plannen, dagelijks behandelt hü met zün ingenieurs constructies en ontwerpen, die hü nimmer kan zien. die hü zich voor moet stellen alleen. En enkele jaren geleden, toen zijn villa gemoderniseerd zou worden en het verwarmingsprobleem ter sprake kwam, heeft hij in zün gedachten een nieuw keukenfornuis geconstrueerd, dat met cokes of anthracict of eierkolen veel zuiniger gestookt kon worden dan eenig ander fornuis, omdat overtollige warmte opgezameld, geaccumuleerd wordt en warmteverlies zooveel mogelijk wordt vermeden. Het AGA-fornuis heeft eerst in Zweden, daarna in vele andere landen vele koopsters gevonden, het is een nieuw belangrijk exportartikel van Aktiebolaget Gasaccumulator geworden en het opschrift van een der deurtjes „Luckun skall vara stiingd”, ~het deurtje moet gesloten blijven”, is met de aanduiding Zweden al voldoende om brieven of briefkaarten uit verre landen hun weg naar ’t kantoor van de AGA te doen vinden.

Dr. Dalen is nu de vijf-en-zestig al gepasseerd. Maar met onverminderde energie wijdt hij zich nog voortdurend aan de onderneming, die hij groot en beroemd hoeft gemaakt. Op Lidingo, bij de fabriek, heeft hij een uitgestrekte tuinstad laten bouwen voor arbeiders en kantoorpersoneel, eigen booten brengen de arbeiders, die in in de hoofdstad zelve wonen, van en naar hun werk, over conflicten bij de AGA hoort men zelden, want dr. Dalen, zelf van eenvoudige afkomst, weet met zijn personeel om te gaan; En daarnaast leidt hij het omvangrijke administratieve apparaat van de wereldorganisatie voor den verkoop, — hij, de blinde, die de zwervers der zeeën door ’t duister den weg wijst. BERTIL JÖRNSEN.

16-01-37

Duidelijk zie je hier de cilinder bakken aan de palen zitten.

AGA klippljus å fasta signaler vid statens järnvägar

ACETONGAS EN ZIJNE TOEPASSINGEN IN DE SPOORWEGTECHNIEK

DOOR J. H. Muller Jr., w. i.

IV (Slot).

pve meest toegepaste lampen zijn L-600 (figuur 23 en 24) als balcon- en corridorlampen en L- 750 (figuur 25 en 26) als coupélamp; het lichtgevend vermogen daarvan

is 15, resp. 32 kaarsen. In de figuren 24 en 26 is de constructie dezer lampen weergegeven metalle daarbij behoorende onderdeelen. De uit twee deelen bestaande stalen gasleiding is aan de onderzijde voorzien van een kraan, waaraan de branderpijp met brander aansluit. Een plaatijzeren

schoorsteen voert de verbrandingsgassen naar boven af; een schoorsteenkap en stofkap dekken de lamp aan de buitenzijde van het rijtuig af.

Bij de toepassing van gloeikousjes voor de acetongasverlichting werden aanvankelijk groote bezwaren ondervonden; in de eerste plaats bij het verkrijgen van een roetvrije en regelmatig brandende vlam, die tevens veel warmte moest ontwikkelen. Verder was het niet mogelijk in den brander het mengsel van gas en lucht te vormen, zooals het geval is bij het gewone lichtgas. De menging moet reeds vroeger door bepaalde toestellen geschieden, zoodat dientengevolge in de lampenleidingen een explosief mengsel van acetyleen aanwezig is. Ook moesten de gloeikousjes voldoende weerstand bezitten tegen trillingen, door het rijtuig veroorzaakt.

Door de uitvindingen van Dalen 17 ) zijn deze bezwaren overwonnen, waartoe verder bijgedragen heeft het bepalen van de juiste afmetingen van de lampenleidingen, branderpij pen en branders.

De aanwezigheid van een explosief mengsel in de lampenleidingen is door proeven gebleken geen gevaar op te leveren IH ). De installatie voor een rijtuig met DALÉN-gloeilicht is weergegeven in de figuren 27—29. De hoogdruk-instal-latie is daarbij dezelfde als voor een inrichting met open

speksteenbranders, doch in de 3’B” leiding achter den régulateur T-150 en den hoofdafsluiter K-400 is nu een mengtoestel D-330 geplaatst, waaraan de lampenleiding met hare aftakkingen naar de lampen L D-650 en L D-750 aansluit.

In het mengtoestel, patent Dalen, wordt het acetyleen in de verhouding 1:9 a 10 met lucht gemengd, welk mengsel geschikt is voor verbranding in de branders met de daaraan bevestigde gloeikousjes. Deze menging geschiedt met behulp van den druk van ongeveer 0.35 atmosfeer, die het acetyleen in de middeldrukleiding tusschen régulateur en mengtoestel heeft. In de laagdrukleiding heeft het mengsel ten slotte een spanning van 0.04 —0.05 atmosfeer.

Figuur 30 geeft het beginsel van het mengtoestel van

Dalen aan, waarvan de werking als volgt beschreven kan worden.

Het acetyleen stroomt met een spanning van ongeveer 0.35 atmosfeer bij A, waar de middeldrukleiding aansluit, binnen en passeert daarbij den filter B alvorens door de inlaatklep D in de gaskamer C te komen. Door den druk van het gas wordt het membraan E van de gaskamer en daarmede tevens het pompmembraan F opgelicht. De veer G wordt daardoor samengedrukt,

terwijl tegelijkertijd door de luchtklep L de buitenlucht in de pompkamer K gezogen wordt. Zoodra de membranen E en F een bepaalde, nauwkeurig in te stellen, afstand hebben afgelegd, wordt door de werking van een spiraalveertje en een aanslag de klep boven den

gasinlaat D dichtgedrukt en de opening H geopend, waardoor het gas uit E door buis I naar de pompkamer K stroomt, waar het zich mengt met de reeds ingezogen lucht. De druk van het gas in de kamer C daalt daardoor, zoodat door de spanning van de spiraalveer G de membranen F en E dalen en dientengevolge het mengsel van acetyleengas en lucht uit de pompkamer K door klep M naar den slagvanger O gedrukt wordt; deze ruimte O neemt den stoot op, die ontstaat door de omkeering van de beweging van de pompkamer K. Uit de ruimte O, waarvan het bovenmembraan in de ruimte X den druk van de buitenlucht ondergaat, stroomt het gasmengsel door de regelklep P in de regulateurruimte. Deze is aan de onderzijde afgesloten door een membraan Q, waarop de buitenlucht en een spiraalveer R een constante drukking uitoefenen, waardoor het gasmengsel na het doorloopen van de veiligheid S met een

spanning van ongeveer 0.04 atmosfeer in de lampenleiding wordt gelaten. Daalt n.l. de spanning in de regulateurruimte, dan drukt de veer R het membraan Q omhoog en licht daarbij

tevens klep P, zoodat meer van het gasmengsel toegelaten wordt. Bij groote spanning wordt daarentegen de doorlaat van klep P verminderd.

Hebben de membranen E en F door den druk van veer Q hun laagsten stand bereikt, dan kan door den druk van het gas in de leiding A de klep van de inlaatopening D afgedrukt worden waarbij tevens de uitlaat H wordt gesloten, zoodat de hierboven beschreven werking opnieuw begint. De veiligheid S

zorgt dat een explosie van het mengsel van acetyleengas

en lucht, die in de lampenleiding mocht voorkomen, zich niet naar het mengtoestel kan voortplanten. In het veiligheidstoestel bevindt zich daartoe een laag looden kogeltjes, die — evenals de poreuze massa in de accumulatoren — een explosie tegenhoudt. Mocht evenwel de vlam, die van het mengseltoestel steeds nieuw gas ontvangt, in het veiligheidstoestel blijven doorbranden dan smelten de looden kogeltjes en vormen daardoor in den bocht U een afsluiting van gesmolten lood. De toevoer van gas houdt dientengevolge op en de vlam wordt gebluscht. De lucht, welke noodig is voor de vorming van het gasmengsel, wordt vóór het binnenstroomen van de pompkamer K door den

filter V gezuiverd ; eveneens de lucht, die door het kanaal Z naar de luchtkamers X en Y stroomt boven den slagvanger O en onder de regulateurruimte.

Figuur 31 geeft de verbinding van het mengtoestel D-330 met de veiligheid S-330 en den luchtfilter F-540 weer, terwijl figuur 32 nadere bijzonderheden geeft van de inrichting van den luchtfilter F-540.

Aan het veiligheidstoestel sluit 3/4″ lampenleiding aan, waarvan door middel van T-stukken met flenzen de 10 m.M. buizen aftakken naar de lampen. Door deze buizen, welke in de lampen (figuur 33 —34) nog een koppeling hebben, stroomt het gasmengsel eerst naar de afsluitkraan K D 481 —486 en vandaar door een verbindingsbuis naar de regelkraan K D 651—656. Deze regelkraan is van twee kanalen voorzien ; het eene geeft langs een omloopkanaaltje gas aan den dagbrander, waarvan door een stelschroef ingesteld kan

worden. Door de andere opening heeft de volle gastoevoer naar den brander B D plaats langs een kanaal, waarin de veiligheidsstift L D 7536 is geplaatst. Deze stift vernauwt den doortocht van het gas zoodanig, dat er een ringvormige spleet van slechts 0.5 m.M. overblijft ; het inslaan van de vlam in de lampen wordt daardoor eveneens verhinderd. Overigens is de lamp ingericht als bij de vroeger beschreven open speksteenbranders, n.l. met ijzeren schoorsteen, boven de rijtuigkap afgedekt met schoorsteenkap en stofkap. Volstaan kan dus worden met verwijzing naar de figuren 33 en 34, waarin de onderdeden van een coupé-lamp L D-750 uitvoerig vermeld zijn. Bovendien is in de figuren 35 en 36 nog de bodemplaat van de L D-lampen afgebeeld met de onderlinge ligging der beide kranen en de daartusschen liggende kanalen. In figuur 37 is ten slotte de brander en in figuur 38 het gloeikous’je afgebeeld, welke bij het Dalen —gloeilicht toepassing vinden. De figuren 39 en 40 geven de verpakking der gloeikousjes in houten doosjes aan. Den Haag, Maart 1914. J. H. Muller Jr., w. i.

17 ) De Zweedsche ingenieur Nils Qustaf Dalen werd in 1869 geboren, studeerde eerst aan de Technische School te Gotenburg en daarna te Zürich. Oorspronkelijk werkzaam in de bekende fabriek der Lavelstoomturbines, legde hij zich later toe op de acetyleen-verlichting. Voor zijn uitvindingen op dit gebied ontving hij in 1912 den Nobel-prijs. Dalen verloor door een ontploffing het gezichtsvermogen bij het nemen van proeven ter bepaling van de sterkte van verschillende stalen cvlinders zonder vulling met poreuze massa en onder toepassing van hooge spanningen. Niettegenstaande dit ongeluk houdt hij zich nog steeds met wetenschappelijke vraagstukken bezig. 1M ) Zie Bulletin XXVII, No. 6 van Juni 1913, blz. 553—554.

Figuur 23. Balconlamp L-600 Schaal 1 : 5.

Figuur 24. Doorsnede van lamp L-600 met onderdeden Schaal 1 : 5.

L-601 Gasballon L-602 Reflector L-603 Ringkast L-604 Reflector-ring L-606 Ornament-ring L-611 Luchtbuis L-612 Schoorsteen L-613 Ring v. d. schoorsteen L-614 Veer v. d. schoorsteen L-615 Knip L-617 Pen v. d. knip L-619 Pen v. h. scharnier L-621 Pen v. d. reflector L-622 Veer voor knip en refleetorpen L-623 Branderpijp

L-624 Branderbevestiger L-625 Regelschroef v. d. brander L-626 Opsluitringv.d. glasballon L-628 Staalpijp K-470 Kraan F-230 Flenskoppeling H-500 Schoorsteenkap H-501 Dakbevestiging H-502 Ondergedeelte H-503 lnlaatkap H-504 Uitlaatkap H-505 Veiligheidsring v. d. inlaatkap H-506 Buis H-520 Stofkap

Figuur 25. Coupé-lamp L-750 Schaal 1 : 5.

Figuur 26. Doorsnede van, lamp L-750 met onderdeelen Schaal 1 : 5.

    

                       

AGA   Stopp-Kör  – signal uppsattes den 30 januari 1926 i hörnet Hamngatan – Regeringsgatan

1922 een inventaris van kruispunten met dubbele bellen. De baanvakken gingen echter in verschillende gevallen meer over het aanvullen met lichtsignalen of reflecties